De twee belangrijkste doelstellingen voor de goedkeuring van Richtlijn 98/59/EG waren de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten betreffende de praktische regelingen en procedures voor dergelijke ontslagen en een betere bescherming van de werknemers in geval van collectief ontslag.
Volgens de richtlijn moet elke werkgever die collectief ontslag overweegt, de vertegenwoordigers van de werknemers raadplegen om tot een akkoord te komen. Deze raadpleging moet ten minste betrekking hebben op de mogelijkheden om ontslag te voorkomen of om de omvang ervan te verminderen alsook op de mogelijkheid de gevolgen ervan te verzachten, met name door het nemen van sociale begeleidingsmaatregelen om ontslagen werknemers te herplaatsen of om te scholen.
De richtlijn is niet van toepassing op collectief ontslag in het kader van arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd of voor specifieke taken, op werknemers die in dienst zijn van overheidsinstanties of publiekrechtelijke instellingen en op de bemanning van zeeschepen.
De richtlijn bepaalt dat de lidstaten kunnen bepalen dat de werknemersvertegenwoordigers een beroep kunnen doen op deskundige bijstand in overeenstemming met de op nationaal niveau geldende maatregelen. De werkgever moet de vertegenwoordigers van de werknemers alle relevante informatie verstrekken en in ieder geval schriftelijk de volgende informatie verstrekken: de redenen voor zijn beslissing; de periode gedurende welke de ontslagen zullen plaatsvinden; het aantal en de categorie werknemers die gewoonlijk in dienst zijn; het aantal werknemers dat ontslagen zal worden; de criteria die gebruikt worden om de te ontslagen werknemers te selecteren; de methode die gebruikt wordt om de vergoeding te berekenen. De procedure voor collectief ontslag bestaat uit drie fasen:
De werkgever stelt de bevoegde overheidsinstantie schriftelijk in kennis van het voorgenomen collectief ontslag. Deze kennisgeving moet alle relevante informatie bevatten over het voorgenomen ontslag en de gehouden raadplegingen, met uitzondering van de methode die gebruikt wordt om de vergoeding te berekenen. Wanneer de stopzetting van de activiteit echter het gevolg is van een rechterlijke beslissing, is kennisgeving alleen nodig op uitdrukkelijk verzoek van de autoriteit.
De werkgever stuurt een kopie van de kennisgeving naar de vertegenwoordigers van de werknemers, die hun opmerkingen naar de bevoegde overheidsinstantie kunnen sturen.
Collectief ontslag gaat ten vroegste 30 dagen na de kennisgeving in; de bevoegde overheidsinstantie gebruikt deze periode om oplossingen te zoeken.
De lidstaten mogen bepalingen toepassen of invoeren die gunstiger zijn voor de werknemers.
Fusies met een communautaire dimensie (ondernemingen met een gezamenlijke wereldwijde omzet van € 5 miljard en een omzet binnen de Europese Economische Ruimte van meer dan € 250 miljoen voor elk van hen, tenzij elk van de betrokken ondernemingen meer dan 2/3 van haar Europese omzet in één land behaalt; in dat geval moet de fusie door de mededingingsautoriteit van dat land worden onderzocht) moeten worden aangemeld bij de Commissie, die zal onderzoeken of een concentratie al dan niet een "machtspositie" in het leven zal roepen of versterken. Dit principe geldt ook voor situaties van "gezamenlijke dominantie" of duopolies en voor situaties van "collectieve dominantie" of oligopolies. In de meeste gevallen wordt een bedrijf geacht een marktdominantie te hebben als zijn marktaandeel meer dan 40% bedraagt. Maar fusies die "de daadwerkelijke mededinging op significante wijze belemmeren" (dit verwijst naar fusiezaken die leiden tot een marktaandeel van 20-40%), kunnen ook verboden worden als er na de fusie niet voldoende concurrentie overblijft om consumenten voldoende keuze te bieden. (Bron: Verordening EG/139/2004 van de Raad betreffende de controle op concentraties van ondernemingen)